Tweegesprek

‘Laat iedere docent het in zijn eigen tempo doen’

Tosca Schröder is teamleider op het HWC en heeft in de afgelopen vijftien jaar twee keer een heel nieuw onderwijsconcept op het gebied van activerende didactiek uitgerold met ‘haar teams’. René Donker, afdelingsleider op het HLZ, heeft op heel verschillende scholen ervaring opgedaan met activerend onderwijs. Beiden zijn ervan overtuigd dat al die vernieuwingen eigenlijk een opmaat zijn voor meer gedifferentieerd werken. Maar hoe differentieer je nu op een goede manier? Wat wil je ermee bereiken en hoe implementeer je het binnen je school? Een enerverend tweegesprek met twee bevlogen onderwijsvernieuwers.

Tosca: “Met een kleine groep docenten ben ik onlangs gestart differentiatie over de volle breedte de school in te krijgen. Als je dit soort vernieuwingen wil doorvoeren, heb ik geleerd dat je team niet groter moet zijn dan zestien. Eerste stap is het formuleren van een definitie van differentiatie. Volgende stap is om alle collega’s te vragen: wat heb jij nodig om dit te gaan doen? Met als doel om mensen te laten denken: dit ga ik doen, want dit is waardevol. Als je verandering wil, moet het aansluiten bij hun drijfveren. Daar ben ik van overtuigd.”

René: “Ik zie ook dat er heel veel mogelijk is met een klein team, waarin je elkaar kent en vertrouwt en met bevlogen collega’s werkt. Op het HLZ staat differentiatie nog in de kinderschoenen. Wij hebben twee jaar geleden een onvoldoende gekregen van de Onderwijsinspectie, onder andere vanwege de te beperkte activerende didactiek. We zijn nu stappen aan het zetten op het gebied van differentiatie. Maar wat verstaan we daar precies onder? Wat verstaat de Inspectie daaronder? Een gesprek over differentiëren loopt vaak stuk op aannames van mensen. Differentiëren wordt vaak als uiteindelijk doel neergezet. Maar je moet er iets mee willen. Als je daar geen idee van hebt, wordt het een kunstje.”

Tosca: “In Nederland hebben we vergeleken met andere landen al heel veel externe differentiatie. We hebben klassen van verschillende niveaus, dus binnen klassen zijn de verschillen al kleiner. Maar die zijn, zeker in een havo-vwo-klas, toch best fors. Wij willen als school groei bij alle leerlingen en het liefst bij elke leerling de stap naar zijn of haar ‘naaste ontwikkeling’. Het frustreert docenten als leerlingen alleen maar onvoldoendes halen, dan zit je dus ver van hun naaste ontwikkeling. Dáár ligt de motivatie voor docenten om hiermee aan de slag te gaan.”

Welke uitdagingen liggen er?

René: “Ik heb veel dingen opgestart zien worden en vervolgens als een nachtkaars zien uitgaan. Ik heb docenten zien worstelen met opdrachten die ver buiten hun eigen comfortzone lagen. Een van de voorwaarden om überhaupt te kunnen differentiëren is dat je de basis, je klassenmanagement, op orde hebt.” Tosca: “Klopt. Ik denk ook dat je niet met z'n allen volledig moet willen differentiëren. Zet kleine stapjes. Geef mensen de ruimte om zich in hun eigen tempo te ontwikkelen. Kijk, elke docent differentieert, want je wilt die leerlingen bedienen. Alleen veel docenten hebben dat niet door en zijn dus onbewust onbekwaam. Als je ze daarvan bewust maakt, kunnen ze groeien. En het helpt, want áls het lukt, krijg je zoveel energie van die leerlingen terug.”

Is maatwerk dan de oplossing?

Tosca: “Nee, wij willen niet op maat, per leerling differentiëren. Anders raak je de sociale cohesie kwijt. Wat wel? We hebben hoge verwachtingen van een leerling, willen ze laten groeien. Daarvoor hoef je echt niet elk kind een heel eigen programma te geven. We hebben op het HWC gezegd dat we werken naar ‘convergente differentiatie’, we stellen een minimaal doel aan de hele klas en daarbinnen bieden we groepen leerlingen op een ander niveau de stof aan.” René: “Het is prettig wanneer je als school een term als convergente differentiatie hanteert. Daarmee maak je je een stuk helderder waarover je het eigenlijk hebt. Let alleen wel op dat je er niet zomaar een vorm opplakt waarbij het de vraag is of het wel gaat werken. Meer onderzoek is daarom belangrijk.” Tosca: “Ik ben het met je eens dat je niet zomaar in het wilde weg moet gaan differentieren. Maar kijk wel gewoon naar wat werkt. Wat al bewezen iets oplevert, is om tussentijds te meten. Check welke leerling het snapt en welke niet. Leerlingen die het al weten geef je vervolgtaken en die het nog niet weten, die help je.”

‘Elke docent snapt dat leerlingen met een 4 en een 8 niet hetzelfde bediend kunnen worden.’

Hangt veel ook niet af van de vaardigheden van een docent?

Tosca: “Ja, daarom moet iedereen het in z’n eigen tempo doen. De één doet het misschien in een deel van zijn les met kleine opdrachten, de ander past het toe in een lessenserie. Ik snap dat dat in de praktijk nog niet zo simpel is. Ons idee is om een klas te splitsen in maximaal drie niveaus. Bij het ene vak is dat makkelijker dan bij het andere en het kan ook niet bij elk onderwerp. Soms moet je daarom ook weer even terug naar een klassikale uitleg.” René: “Daar ga ik helemaal in mee. Een risico is dat je met bijvoorbeeld twee routes ook aan het differentiëren bent, maar het nog geen waarde heeft. Vraag daarom aan een leerling: waaróm heb jij route A gekozen? Wat betekent dat voor je? Zou je een volgende keer weer route A kiezen of toch route B? En waarom? In dat gesprek schuilt de waarde.” Tosca: “Je moet goed kijken of leerlingen de goede route kiezen. Want sommige leerlingen schalen zichzelf te hoog in en anderen kiezen altijd de makkelijke weg. In het gebied van naaste ontwikkeling is het nu eenmaal niet zo comfortabel voor een leerling. Je moet ze uitdagen en prikkelen om ze in dat gebied te krijgen.” René: “Dan moet je als docent wel goed zicht hebben op leerlingen. Hoe beter je als docent bent, hoe verder je komt in die vorm van differentiëren. Vaak gaat het over of we wel of niet differentiëren. Terwijl de vraag moet zijn: bedien jij je leerlingen goed? Want je kunt klassikaal je leerlingen echt goed bedienen en je kunt er gedifferentieerd een puinhoop van maken. Het vertrekpunt moet dus niet zijn dat we gaan differentiëren, maar wat we willen bereiken met onze leerlingen. Daarover zou ik met docenten het gesprek willen voeren.”

Hoe goed helpt ICT hier nu bij?

Tosca: “Je kunt met ICT heel snel overzicht krijgen hoe leerlingen ervoor staan. Het is simpel en je kunt het gewoon real time doen. Dat was vroeger veel moeilijker en tijdsintensiever. Een ander groot voordeel is dat wanneer een deel van de klas bezig is met ICT, je even geen orde hoeft te houden. Die computer houdt de groep bezig en jij kunt je tijd aan anderen besteden.” René: “Ik zie dat het veel frustratie bij een leerling scheelt als die alleen hoeft te doen wat hij nog niet weet. ICT brengt wel weer nieuwe problemen met zich mee. Je moet als docent andere vaardigheden hebben: je moet je trukendoos op orde hebben, anders gaan leerlingen gamen of op internet of klooien met hun laptop. Aan de andere kant van het lokaal staan, helpt al enorm.” Tosca: “Ja, de basis op orde hebben is essentieel. Als docenten hiermee willen starten, moet je ervoor zorgen dat alle laptops en digitale programma’s werken, anders haken ze af. Zeker aan het begin. Als docenten eenmaal doorkrijgen wat de meerwaarde is, gebeurt dat minder snel.”

‘Het vertrekpunt moet niet zijn dat we gaan differentiëren, maar wat we willen bereiken met onze leerlingen.’

In hoeverre heeft corona het proces versneld?

Tosca: “Veel. Teams werd hiervoor niet gebruikt. Toetsen op afstand hadden we nog nooit gedaan. Dat is enorm veranderd. We hebben op het HWC hiervoor succesvol gewerkt met het programma OpenEdu.” René: “Bij ons heeft het programma LessonUp een vlucht genomen. Binnen anderhalve maand zijn we van 10 naar 52 docenten gegaan die het gebruiken. Nu is het spannend of we het ook vast kunnen houden. Sommige docenten zijn het vanaf dit schooljaar meer gaan gebruiken, andere zijn weer teruggegaan naar het boek. Dat moet je accepteren.”

Hoe moeten we nu verder?

René: “Als je wilt differentiëren met leerlingen, ben ik ervan overtuigd dat je ook moet differentiëren als management. Wat verwacht je van je docenten, hoe richt je je scholen in? Accepteer als schoolleiding dat docenten niet allemaal hetzelfde doen, dat het bij de een heel goed gaat en bij de ander nog niet.” Tosca: “Niet elk model past bij elke persoon. Je moet niet voor alle vakken precies hetzelfde willen doen, vakken zijn verschillend, docenten zijn verschillend. En dat betekent dat er op een andere manier gedifferentieerd wordt. Waar je het wel over eens moet zijn: wij willen iets veranderen en differentiatie gaat ons daarbij helpen. Elke docent snapt dat leerlingen die een 4 en een 8 halen, niet hetzelfde bediend kunnen worden. Elke docent baalt van leerlingen die continu de ene na de andere onvoldoende halen. Dus daar heb je een aanknopingspunt.” René: “Geef ruimte aan docenten. De één maakt de beweging makkelijker en sneller dan de ander. Als mensen het nut ervan inzien, dan gaat het uiteindelijk wel goedkomen. Dat is ook het onderwijs: soms moet je weer een stapje terug doen, en er opnieuw naar kijken.”

‘Als het lukt, krijg je zoveel energie van die leerlingen terug.’