Even terugblikken
‘Ik wil iets voor anderen betekenen’
Ton Kodde wordt niet voor niets ‘meneer HWC’ genoemd. Hij deed er zijn eindexamen vwo, heeft alle rectoren meegemaakt en bekleedde verschillende functies naast het lesgeven van het vak economie. Nu is hij 63 jaar. Hoog tijd om eens terug te blikken met deze bevlogen docent.
Hoe is jouw loopbaan verlopen?
[lacht] “Nou laten we zeggen: ik ben geen jobhopper. In de zeventiger jaren was ik zelf leerling op het HWC, daarna ben ik gaan studeren aan de VU Amsterdam. Ik heb een klein uitstapje gemaakt door op twee verschillende middelbare scholen een jaar als docent te werken. Maar in 1986 zag ik de vacature voor docent economie en was ik weer terug op het vertrouwde nest. Daarna ben ik nooit meer weggegaan.”
Vind je dat als je terugkijkt ook niet een beetje saai?
“Nee hoor. Ik heb zoveel verschillende functies gehad op het HWC. Uiteraard als docent economie. Maar daarnaast ben ik voorzitter van de MR geweest, afdelingsleider van de onderbouw, facilitair manager en projectleider van de nieuwbouw. Tegenwoordig ondersteun ik ook het Cederbureau en ondersteun renovatieklussen als projectleider. Ondanks dat ik dus een vrij platte carrière heb gehad, heb ik het altijd heel boeiend gevonden. Alle facetten van het onderwijs en de organisatie heb ik wel meegemaakt. En naast al die functies ben ik altijd blijven lesgeven. Ik vind het voor mezelf heel belangrijk om met één been in het primaire proces te blijven staan, heb immers niet voor niets voor het onderwijs gekozen. Uiteindelijk doe je het daarvoor: voor de leerlingen.”
Hoe was jouw eigen schooltijd, wat voor leerling was jij?
“Als ik nu terugkijk, besef ik dat ik waarschijnlijk dyslectisch ben. Mijn twee zonen zijn het ook, en het schijnt erfelijk te zijn. Maar in die tijd waren ze nog niet zo scheutig met labels. Ik was gewoon spellingszwak en ik had een traag leestempo. Ik heb er dus altijd hard voor moeten werken. Maar ik heb daardoor ook geleerd om door te zetten, en heb met die dyslexie mijn vwo-diploma en een universitaire studie behaald. Verder kijk ik vooral terug op een heel plezierige tijd, had een grote vriendengroep, deed aan toneel en zang na school. Ja, ik had het wel naar mijn zin.”
‘Het is fijn dat je door je leeftijd zaken in een perspectief kan zetten’
Kun je de sfeer van die tijd omschrijven?
“Het waren de typische jaren zeventig, ook ik liep met lange haren rond. Het contact met docenten was redelijk informeel, maar we spraken ze wel met u aan. En als er een docent zei ‘noem mij maar Peter’, noemden wij hem toch gewoon bij zijn achternaam. Er waren best wat links georiënteerde docenten; wij zagen er ook de lol wel van in om er met rechtse opvattingen tegenin te gaan. Maar de afstand tussen leerling en leraar was niet zo groot; ook met meneer Peter gingen we gewoon gezellig op zeilkamp in Enkhuizen. Toen ik zelf docent was nodigde ik ook nog wel eens mijn mentorklas bij mij thuis uit. De scheidslijn tussen professioneel en privé is nu wel strikter, merk ik. Dat vind ik wel eens jammer.”
Is er een bijzonder moment op het HWC dat je nog helder voor de geest staat?
“Ja, dat zijn er heel veel. Als ik er één moet noemen: het 100 dagen-feest dat we als examenleerlingen organiseerden voor de andere klassen, met onderdelen als een steprace door de gangen. En we kregen ’s avonds ook te eten: boerenkool uit een zakje, dat we moesten aanlengen met water! We vonden het wel oké, je deed het er maar mee. Je ziet dat de normen voor het vieren van een feest compleet zijn veranderd. Nu komt er speciale catering voor leerlingen, haha.”
En is er een docent die je altijd is bijgebleven?
“Ja, een wat oudere dame die Nederlands gaf. Eigenlijk had ik in eerste instantie niet zo’n band met haar, maar zij organiseerde voor alle leerlingen die herexamen hadden moeten doen – waaronder ikzelf - een feest bij haar thuis om te vieren dat we geslaagd waren. Een mooi gebaar, het liet me inzien dat er nog een andere wereld achter die docente schuilging. Wat ik er maar mee wil zeggen: het imago van een docent is maar één aspect.”
Wat voor leraar ben je zelf?
“Ik ben een open boek. Vertel veel over mijn eigen situatie, zie dat leerlingen daar echt van kunnen genieten. En mijn ervaring helpt daarbij, het is fijn dat je door je leeftijd zaken in een bepaald perspectief kan zetten. Zo vertel ik ze dat hun prefrontale cortex nog niet goed ontwikkeld is, en dat dat problemen kan geven bij bijvoorbeeld planning. En dat ik dat zelf vroeger ook had. Ik zeg altijd: ‘leen wat van de prefrontale cortex van je ouders!’ Dat soort adviezen waarderen ze wel.”
Wat wil je je leerlingen meegeven?
“Uiteraard dat economie zo’n leuk vak is. Maar ik wil ze ook de vaardigheden bijbrengen om een mens te zijn in deze toch wel ingewikkelde en harde wereld. Dat doe ik aan de hand van mijn vak, zo vertel ik over inkomensongelijkheid en wat daaraan ten grondslag ligt. Maar ik houd ook vaak een dagopening. Dan lees ik iets voor uit de krant of de bijbel dat me raakt of bezighoudt. Er vindt dan echt een uitwisseling plaats tussen mij en de leerlingen. Ik vind het mooi dat ondanks dat ik ouder word, ik ze nog altijd kan bereiken en we voldoende raakvlakken hebben. Dat is toch, al die jaren, mijn motto geweest: dat je in ’t onderwijs echt iets voor elkaar kunt betekenen en leerlingen kunt laten ervaren hoe je sámen leeft. Daar doe ik het voor.”