Goed onderwijs
Werken aan gelijke kansen op de Transformatieve School
Jongeren die opgroeien in de grote stad hebben te maken met botsende sociale codes. Dat beïnvloedt de groepsdynamiek in de klas en heeft daardoor negatieve impact op de leerprestaties en het werkgeluk van de docent. Een filosofie voor cultuurverandering kan ervoor zorgen dat jongeren het beter doen in de klas. De CSB Amsterdam werkt daaraan.
“We praten veel over kansenongelijkheid”, zegt Iliass el Hadioui. “Maar erover praten staat niet gelijk aan het verminderen ervan.” El Hadioui is als onderwijssocioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam. Tot eind 2022 was hij lid van de Onderwijsraad. Hij deed onderzoek bij 22 grootstedelijke scholen in het primair onderwijs en bij 55 scholen in het voortgezet onderwijs.
“Een Britse socioloog schreef dat laatmoderne samenlevingen de neiging hebben om pretentieus en ambitieus te zijn als het gaat om inclusiedenken. Iedereen gelooft in gelijke kansen en rechten. De echte vraag is hoe moeten we omgaan met de uitsluiting die daarmee gepaard gaat?”
‘Individuen zijn steeds minder automatisch aangehaakt bij een gemeenschap met gemeenschappelijke waardenpatronen’
Superdiversity
El Hadioui benoemt een aantal maatschappelijke trends die invloed hebben op het onderwijs. Eén ervan is superdiversity. In de steden als Amsterdam en Rotterdam is er geen culturele meerderheidsgroep meer en die culturele diversiteit groeit razendsnel. Het gevolg daarvan is dat individuen steeds minder automatisch zijn aangehaakt bij een gemeenschap met gemeenschappelijk waardenpatroon. Er is diversiteit binnen de diversiteit. Het gevolg? “Onzekerheid, keuzestress en zoeken in de grote wereld met grote veranderingen.”
Een andere maatschappelijke ontwikkeling is meertaligheid thuis. “In Rotterdam is 90 procent van de kinderen tweetalig, 50 procent drietalig en 25 procent viertalig.”
Codeswitchen
Deze maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat jongeren zich voortdurend tussen verschillende culturen bewegen. El Hadioui benoemt er drie: de thuiscultuur (vaak volks of traditioneel), de schoolcultuur (burgerlijk, ‘feminien’) en de straatcultuur (macho, ‘masculien’). En elke cultuur heeft zijn eigen sociale ladder, waarop je kunt klimmen en dalen. “Codeswitchen is nog nooit zo belangrijk geweest als nu. Veel jonge burgers laveren tussen familie, school en vrienden en zijn daar senang mee. Maar soms gaat dat moeizaam en ervaart een docent hoe dat de groepsdynamiek beïnvloedt, hoe de spanning tussen de codes een piek kan bereiken in het klaslokaal en hoe lastig het is om daarmee om te gaan.”
Sociale pijn
Voor leerlingen kan stijgen op de ene ladder, dalen op de andere betekenen. Goed presteren op school kan betekenen dat hij daalt op de sociale ladder van zijn vrienden. En dalen doet pijn. Sociale pijn. Een voorbeeld: een gevoelsmatige daling op de schoolladder, bijvoorbeeld door een gevoel van afwijzing na een berisping, voelt als sociale pijn. Een leerling probeert die daling te repareren met een stijging op de ladder van de straatcultuur. Dat uit zich dan als ‘tegendraads’, machogedrag. Met sociale pijn voor de docent als gevolg.
Iliass el Hadioui
Gemeenschappelijk normatief kader
Daar is een antwoord op, zegt El Hadioui: transformatief handelen. Er zijn docenten die dat van nature kunnen, maar dat is een minderheid. Door met docenten heldere afspraken over de cultuur in de school te maken, genereer je een gemeenschappelijk normatief kader in de school. Het doel: docenten die op het podium in de klas het beste onderwijs kunnen bieden. El Hadioui: “Vraag jezelf af welke gedragingen collectief uniform (rode gebied), collectief divers (oranje gebied) moeten zijn en wat het gewenste switch- en klimgedrag is (groene gebied) en waarom? En kom daarover tot overeenstemming met je collega’s. Zo’n gemeenschappelijk normatief kader is ook duidelijk voor leerlingen.”
‘De minst productieve route is om in naam van kansengelijkheid de ladder te verlagen zodat ieder tot klimmen kan komen’
Hoge verwachtingen
Je moet je verwachtingen van kinderen hoog houden, hen uitdagen, zodat je de ambities ook hoog houdt, zegt El Hadioui. “De minst productieve route is om in naam van kansengelijkheid de ladder te verlagen zodat ieder tot klimmen kan komen. Op korte termijn is dat verleidelijk, maar op lange termijn boet je in op onderwijskwaliteit.”
Sterkere teams
CSB Amsterdam heeft ervoor gekozen om samen te werken met een Transformatieve School, zegt rector Judith van der Boom. “Ik geloof dat we met die verschillende sociale werelden van jongeren iets moeten. En dat we een sterk collective teacher efficacy nodig hebben om uitdagingen tegemoet te treden. Teams die geloof hebben in het verschil te kunnen maken voor leerlingen en waarbinnen de collega’s elkaar rugdekking geven.”
In dat proces naar meer transformatief handelen wordt Van der Boom begeleidt door Hind Mharach, programmamanager en trainer bij De Transformatieve School.
Zij legt uit dat leerlingen positief en negatief kunnen codeswitchen. Positief is dat ze switchen naar een code die goed past bij de situatie en waar ze zich prettig bij voelen. Negatief is dat ze zich in de schoolse omgeving gedragen alsof ze met vrienden zijn. “Het gevoel van klimmen op de sociale ladder willen we allemaal, maar als de switch wordt geforceerd, dan blijven leerlingen vaak in de code van de peergroup. En dat botst met de code van de school.”
Judith van der Boom
Mismatch tussen leefwerelden
Hoe zorg je er dan voor dat de leerling de codes van de school accepteert? Sowieso gaat dat gemakkelijker als meer leerlingen die code accepteren. Maar voor het zover is moet je als schoolleiding en docenten afspraken maken. Mharach: “Waar heb je invloed op? Op hoe de school eruitziet! Gedurende de dag bewegen leerlingen van klaslokaal naar klaslokaal, dat steeds naar voorkeur van de docent is ingericht. Docenten hebben verschillende normen en waarden.”
De kunst is dus om als school één lijn te trekken: wat accepteren we wel, wat accepteren we niet? Mharach: “Niet veel scholen doen dat. Soms zijn er niet eens basale afspraken over te laat komen. Dan laat je ruimte voor andere codes om entree te maken in het klaslokaal. Die mismatch tussen leefwerelden kan leiden tot sociale pijn. Dat heeft gevolgen voor het leerproces.”
‘Niet iedereen vindt alles even erg’
Ook de CSB Amsterdam had klassen waar de peergroup-code overheerste in lokalen, vertelt Van der Boom. Vooral in de coronaperiode. “Dat had impact op het veiligheidsniveau, maar ook op het studiesucces van leerlingen.” Ze vond het stellen van normen een collectieve uitdaging van de school. “De individuele docent zegt dat er een conflict is en vraagt om meer regels. De ander vindt dat je strenger moet optreden. Niet iedereen vindt alles even erg. We hadden een gemeenschappelijk normatief kader nodig.”
Vijf afspraken
De CSB is begonnen in het ‘rode gebied’. Van der Boom: “Dat is het gemakkelijkst om mee te beginnen: daar kun je normeren. En die afspraken kan je uitleggen. We hebben er vijf vastgesteld die iedereen moet na leven.”
1. Je doet je jas uit in de klas, en petten/mutsen/capuchons zijn af in de school.
2. Benodigdheden voor de les heb je bij je.
3. Je bent (op tijd) aanwezig in de les
4. De telefoon is thuis of in de kluis.
5. Er worden geen scheldwoorden gebruikt.
Van der Boom: “We hadden heel veel regels, ook met gevolgen voor leerlingen. Niet eten en drinken in de klas, bijvoorbeeld. Maar we hebben het bij vijf ‘rode’ afspraken gelaten die duidelijk zijn voor de kinderen. Er zijn ook situaties die docentafhankelijk zijn, zoals wat doe je als het huiswerk niet is gemaakt. Dat is het oranje gebied. Het groene gebied is de beschrijving van het gewenste klimgedrag op de schoolladder. Dit is een gemeenschappelijk normatief kader. Het belangrijkste hierbij het gesprek dat je samen als collega’s erover voert.”
Gewenst klimgedrag en succeservaringen
Veel aandacht gaat naar de ‘rode’ afspraken. “Maar die collectieve afspraken beslaan slechts 5 procent van de gedragsbeïnvloeding bij negatief gedrag”, vertelt Mharach. 20 procent is situationeel handelen met een focus op het pedagogische gesprek. 75 procent is gedrag zoals het bedoeld is: het gewenste klimgedrag op de schoolladder.”
Want je kunt wel negatief normeren, het is vooral zaak om de schoolladder aantrekkelijk te maken voor leerlingen. Daartoe moet je zorgen voor succeservaringen. Dat betekent aanmoedigen. Opbouwende feedback geven. Mharach: “Kinderen komen heel verschillend binnen. Sommigen kunnen buitenschoolse hulpbronnen inschakelen, anderen helemaal niet. Als ze ondanks de moeilijke omstandigheden die ze meemaken veerkracht tonen kan je ze best een compliment geven. Mensen met een groot geloof in eigen kunnen gaan anders om met sociale pijn.”