Tweegesprek Floor Rombout en Karim Amghar
‘Burgerschapsonderwijs kan bijdragen aan kansengelijkheid’
Hoe kan het onderwijs bijdragen aan de kansengelijkheid van leerlingen? Wat is daarbij de rol van burgerschapslessen? En wat vraagt dat van docenten? Floor Rombout en Karim Amghar zoeken de antwoorden. “Goed burgerschapsonderwijs is voor heel veel kinderen van essentieel belang om coping mechanismen te ontwikkelen om met hun emotie om te gaan.”
Karim Amghar
Floor Rombout
Floor Rombout was docent filosofie op het Hermann Wesselink College. Inmiddels is ze associate lector op de Hogeschool van Amsterdam. “Ik vond het fantastisch om met jongeren na te denken over morele en maatschappelijke vraagstukken. Daar ben ik op gepromoveerd.” Nu is ze lerarenopleider en onderzoeker. De weg die Karim Amghar heeft bewandeld liep anders. “Ik heb van mijn pijn mijn vuur gemaakt. Als kind kreeg ik te maken met onderadvisering. Terwijl mijn vriendjes een havo/vwo- advies kregen, was het advies voor mij vmbo-kader terwijl mijn cijfers goed genoeg waren voor een hoger advies.” Inmiddels is hij programmamaker, columnist, veelgevraagd spreker en docent burgerschap op het mbo.
Karim Amghar: “Ik zie in de maatschappij een groei van ongelijkheid. Het zorgt ervoor dat kinderen niet hun volle potentieel bereiken. Ons onderwijssysteem is te veel afhankelijk van externe factoren die niet toegankelijk zijn voor iedereen. Dan heb ik het over voorlezen voor het slapengaan, kritische denkvaardigheden ontwikkelen en de sociale codes van de samenleving kennen. Maar ook leren filosoferen over het leven en vraagtekens mogen zetten bij dingen die thuis gebeuren, in plaats van dat je dan een draai om je oren krijgt. Die vaardigheden en ruimte had ik tijdens mijn schoolcarrière kunnen gebruiken.”
Floor Rombout: “Dat snap ik. Bij burgerschap gaat het altijd over individuele belangen en hoe die zich verhouden ten opzichte van de samenleving. Burgerschapsonderwijs kan bijdragen aan kansengelijkheid, omdat het jongeren allerlei handvatten kan geven hoe ze mee kunnen doen in de maatschappij. Hoe dingen werken. Daar hoort ook bij dat ze daadwerkelijk kennis maken met instituties, instanties en systemen die we hebben. Zo kunnen die jongeren invoegen in de samenleving zoals we die hebben georganiseerd. Aan de andere kant leert burgerschapsonderwijs leerlingen ook om de vraag te stellen of, en zo ja hoe, ze de huidige samenleving rechtvaardiger of beter kunnen maken.”
Karim Amghar: “Wat Floor zegt. Die handvatten om mee te doen én leren de vraag te stellen hoe rechtvaardig de samenleving nu eigenlijk is, vind ik heel belangrijk. Daarom ben ik een groot voorstander van burgerschap als een specifiek vak op het mbo, hbo en in het wetenschappelijk onderwijs of WO. Anders wordt het weggeduwd uit het onderwijs, omdat scholen druk zijn met dingen die getoetst moeten worden. In het primair en voortgezet onderwijs is het niet overal nodig dat het een apart vak is: op sommige scholen is burgerschap een rode draad. Ik ben op scholen geweest waar het bij aardrijkskunde over burgerschap gaat. In heel veel gevallen zijn ze echter nog niet zover.”
Floor Rombout: “Ongelijkheid is een van de thema’s die voortdurend terugkeert in burgerschapsonderwijs. Daarbij gaat het over kansengelijkheid als waarde. Het vraagstuk hoe scholen zelf kunnen bijdragen aan kansengelijkheid is ook iets om met jongeren zelf te bespreken en te onderzoeken.”
Karim Amghar:
‘Burgerschap is iets dat het onderwijs constant kan en moet blijven doorontwikkelen. Dat moet niet door de overheid worden bepaald’
Karim Amghar: “We merken dat goed burgerschapsonderwijs – ik spreek liever over wereldburgerschapsonderwijs – voor veel kinderen van essentieel belang is om coping mechanismen te ontwikkelen om met hun emotie om te gaan. Denk aan kritische denkvaardigheden en leren filosoferen. Maar het gaat ook over mentale gezondheid. En er zit een economische dimensie in burgerschap: hoe ga je wijs met je geld om? Hoe maak je geen domme beslissingen, omdat je je baseert op influencers die zeggen dat je rijk kunt worden en een appartement kunt kopen als je hun investeringsadviezen volgt. Ook daarom is burgerschapsonderwijs onmisbaar bij het creëren van gelijke kansen.”
Floor Rombout: “Klopt. We weten dat jongeren en adolescenten neigen naar een soort relativisme en een houding van ‘ik kies lekker zelf wel wat ik waar vind’. Waarbij ze zich ook nog afzetten tegen thuis of een autoriteit. Wat daarbij kan helpen, is het onderzoeken van democratische waarden. Of samen een concrete situatie te onderzoeken. Dan kom je erachter dat je vrienden en klasgenoten over een bepaalde situatie nét iets anders denken dan jij, en dat ze daar ook goede redenen voor hebben. Daarover in gesprek gaan, dat moeten we blijven doen.”
Karim Amghar: “Er zijn nu kerndoelen burgerschap voor het voortgezet onderwijs. Maar als wij straks met z’n allen gaan bepalen hoe het burgerschapsonderwijs eruit gaat zien, dan kan het ook een gevaar zijn. Bijvoorbeeld: wat is kritisch denken? Is kritisch denken de NOS bekritiseren en tweets van ministers geloven? Of is het kritisch zijn op de NOS en nog wat kritischer zijn op die ene losse tweet waar geen feiten aan verbonden zijn? De waarde van burgerschap is dat het constant verandert; het gaat mee met de behoeften en belangen in de samenleving. Maar het risico bestaat dat het staatsonderwijs wordt en de belangen van de ene groep wél worden gediend en het een andere groep negatief raakt. Dat is een ontwikkeling waar ik mijn vraagtekens bij zet, maar waar ik ook geen oplossing voor heb.
Burgerschap is iets dat het onderwijs constant kan en moet blijven doorontwikkelen. Dat moet niet door de overheid worden bepaald. Dat moeten we bewaken.”
Floor Rombout: “Ik herken de spanning die Karim beschrijft. Als jongeren roepen: ‘ik vertrouw helemaal niets’, ‘iedereen heeft zijn eigen waarheid’ of ‘het zal allemaal wel’, laten ze de kritische houding varen. Dialoog, discussie of debat zijn bij uitstek de manier om burgerschap te onderzoeken. Dat vereist een geoefendheid met dialogische didactieken. Maar het vraagt ook een andere houding. Vaak zijn docenten duidelijk de autoriteit in de klas: die weten het meest van de inhoud.
Bij maatschappelijke vraagstukken kan een docent allerlei rollen innemen. Je wil niet dat de docent alleen maar de autoriteit is die weet hoe het zit. Hij moet juist ruimte geven aan wat jongeren denken. Dat kan door zelf niet een duidelijke positie in te nemen.
Aan de andere kant heeft de docent ook een voorbeeldrol. Je kan wel aangeven wat je zelf vindt en waarom. Zo laat je zien dat een deel van burger zijn is, dat je soms een keuze maakt op basis van goede argumenten.”
Floor Rombout:
‘Dialoog, discussie of debat zijn bij uitstek de manier om burgerschap te onderzoeken’
Karim Amghar: “Waar voor mbo-scholen burgerschapsonderwijs een apart vak wordt, dus met een gekwalificeerde leerkracht, zit burgerschap in veel vo-scholen in het curriculum. Hoe zorg je er dan voor dat het echt een plek houdt in het onderwijs? En wat wat is de rol van de school daar dan in? We moeten daarbij voorkomen dat we verzeild raken in een ‘one size fits all’-benadering. Voor sommige scholen is het echt noodzakelijk om burgerschap als apart vak aan te bieden, met een eigen docent die dit thema uitdiept. Andere scholen versterken juist het effect door burgerschap in alle vakken terug te laten komen. Dit vraagt om maatwerk en een voortdurend gesprek. Idealiter zou iedere school hier elke vier jaar kritisch naar kijken: wat leeft er onder onze leerlingen, en welke maatschappelijke behoeften zijn er op dat moment? Zo blijft burgerschapsonderwijs relevant en goed afgestemd op de realiteit van de school en de samenleving.”
Floor Rombout: “Volgens mij is het cruciaal dat docenten met het docententeam het gesprek voeren over de visie op burgerschapsonderwijs. Wil je met elkaar een bepaalde cultuur of omgangsvormen uitdragen? Of wil je als school juist heel veel ruimte scheppen en dus terughoudend zijn in het laten horen van je eigen stem?
Als burgerschapsonderwijs bij eigenlijk elk vak terugkomt, hoort het een plek te krijgen in zowel de lerarenopleiding als bij de nascholing. Het ontwikkelt zich gigantisch snel. Een kansrijke manier om binnen de school burgerschapsonderwijs te ontwikkelen in lijn met de schoolvisie, is door tegelijkertijd aan docentprofessionalisering en onderwijsontwikkeling te werken.”