Het dilemma

‘We moeten
het vak aantrekkelijker maken’

Beer Moolhuijsen

Wie:

Wiskundedocent Willem-Jan Vos werkt sinds anderhalf jaar op het HLZ en is zij-instromer vanuit het bedrijfsleven.

Beer Moolhuijsen, docent wiskunde op het VLC werkt al veertig jaar in het onderwijs.

Tijdens hun eerste ontmoeting gaan ze in gesprek over de stelling.


Stelling:

Het tekort aan docenten komt door… de overheid, schoolbestuurders, docenten, lerarenopleidingen, bedrijven of…?


De situatie

BM: Ik ben wiskundedocent, maar momenteel ben ik meer redderaar. Ik geef nu veertig jaar les. En het lerarentekort is echt drámátisch, zo erg is het nog niet geweest.


WJV: Toen ik anderhalf jaar geleden ging solliciteren, verkochten de scholen zich aan mij in plaats van andersom.


BM: Ik snap wel waarom ze je met open armen ontvingen. Ik denk ‘verdorie waarom hebben wij hem niet binnengehaald?’ Wij moeten leuren bij opleidingen, vooral eerstegraads docenten zijn er nauwelijks. Onze school is een duiventil, mensen blijven maar kort. We hebben dit jaar een 75-jarige dame ingezet, en een zij-instromer zonder onderwijservaring. Mijn Stagiair had twaalf lessen bij mij gedraaid en vervolgens achtte ik hem rijp voor twee klassen bovenbouw vwo. Tegen mijn leerlingen zei ik: ‘Hier moeten jullie het mee doen. Als hij weg is, is er geen les.’ Het is belangrijk dat bestuurders zich uitspreken en landelijke stakingen ondersteunen. Ik vind het jammer dat ons bestuur dat niet heeft gedaan.

Imago

WJV: Ik vermoed dat in de aantrekkingskracht en het aanzien van het vak van docent het probleem schuilt. Het is ook best een stap die je zet, als zij-instromer. Je moet een extra diploma en bevoegdheid halen. Maar ik moet zeggen dat het best netjes is geregeld door de overheid: er zijn voor zij-instromers veel subsidies, mijn studie is bijvoorbeeld betaald door de overheid. Het is een flinke kluif om naast mijn halve baan een studie te volgen. Het is te doen, als je het wilt.


BM: Je staat achter je product.


WJV: Ja, klopt. Het heeft voor mij met zingeving te maken. Hiervoor werkte ik bij de ING, ook een mooi bedrijf, maar die zingeving miste ik. Dat het vak van docent fundamenteel een goed beroep is doordat je jonge mensen opleidt, past bij mij. Ik kan goed aan mezelf verkopen dat ik docent ben.

BM: Veel mensen in mijn omgeving zeggen ‘je bent knettergek’. Je bent altijd aan het werk, voor weinig geld. Ik ben het met je eens, Willem-Jan, dat het vak niet aantrekkelijk genoeg is om voor te kiezen. Voor mij is de HOS-nota, een overheidsmaatregel uit 1985, daar debet aan. Zittende docenten zijn toen gespaard, maar nieuwe docenten kwamen in een veel lagere salarisschaal terecht. Het trieste is dat het is gepresenteerd als tijdelijke maatregel, maar die is nooit hersteld. Je krijgt wat je betaalt. Zo simpel is het. De universitaire instroom is gestaakt, maar docenten moeten leerlingen wel opleiden voor universitaire studies. Dat vind ik kwalijk.


WJV: Het onderwijs komt vaak negatief in het nieuws. Dat helpt het imago niet.

Ik zou zeggen: je moet die zingeving meer naar voren laten komen. Nieuwe docenten trekken met de slogan dat je als docent het verschil kunt maken in het leven van een leerling.

Willem-Jan Vos

Werkdruk

BM: Daarnaast wordt er veel op het bordje van het onderwijs gegooid. Wellicht idealiseer ik, maar vroeger pakte ik m’n boek en ging ik voor de klas staan. Nu is dat niet meer zo. Door de digitalisering is ons vak uitgebreid. En wat dacht je van de invoering van de Wet Passend Onderwijs? Ik heb nu vijf autisten en drie adhd’ers in de klas; dat was in het verleden niet zo. Daarnaast zijn ouders mondiger, ik word bestookt met mailtjes van ouders die klagen over de moeilijke toets van hun kind.


WJV: Momenteel ervaar ik veel extra druk vanwege mijn studie en ik ben nu nog fulltime bezig met mijn halve baan. Ik zie het als een investering, waarschijnlijk gaat het sneller als je het een paar jaar doet. En de hoeveelheid vakantie is een luxe; dat compenseert die drukke weken wel.


BM: Ik moet dat toch bestrijden. Ik heb een baan van 0,8 fte en het lukt mij niet om een vrije dag per week te hebben.  Ik werk elke avond en ook in de vakanties ben ik bezig met voorbereidingen. Misschien leg ik de lat te hoog, ik zie echter niet hoe ik het anders moet doen.


WJV: Bij ons werken ook weinig mensen met een voltijdbaan: het is een bekend geluid.


Ander onderwijs?

BM: Ik weet dat de overheid een oplossing ziet in het anders organiseren van onderwijs. Ik ben bang dat we naar een soort Montessorionderwijs gaan. Maar dat type onderwijs, waar je meer begeleider dan docent bent, is niet voor iedere leerling geschikt. Het neveneffect is dat vermogende ouders hun kinderen naar privéscholen sturen waar nog wel een docent voor de klas staat. Daardoor krijg je een gigantische tweedeling in de maatschappij.


WJV: Ik ben voorstander van meer differentiatiemogelijkheden voor leerlingen. Nu kies je als leerling een pakket dat aansluit bij je niveau, en de komende jaren liggen vast. Volgens mij moet je meer in modules denken. Een vervolgopleiding eist bepaalde instroommodules, dus die moet je ergens in je schoolloopbaan volgen. Daarnaast kun je differentiëren binnen pakketten, zo moet je Engels op havoniveau kunnen volgen en wiskunde op vwo-niveau.


BM: Dan moet je als leerling al vroeg weten wat voor vervolgopleiding je wilt doen. Er kleven ook nadelen aan differentiëren binnen het vak. Je legt veel verantwoordelijkheid bij de leerling en ik weet niet of elke leerling dat aankan.


WJV: Als ze moeten, zijn ze wel gemotiveerd.


BM: Maar dan is er vaak geen tijd meer. Er ligt wellicht een kans om vaker digitale werkvormen en filmpjes in te zetten om veel leerlingen tegelijkertijd uitleg te geven. Er zijn mooie middelen ontwikkeld door uitgevers. Maar ik blijf erbij: het zijn pubers, die moet je aansturen, een zetje in de goede richting geven. Anders gebeurt er niks.


WJV: Ja, het motiveren van leerlingen is een belangrijke taak van de docent. Volgens mij schuilen er wel mogelijkheden in colleges geven aan een grote groep leerlingen.


BM: Er zijn weinig docenten die dat goed kunnen. Als je zestig man hebt, mag je er drie bijzetten om de boel stil te houden. Nee, we zijn er nog niet …