Terugblikken met alumna Ingrid Verheggen

Ingrid Verheggen bewaart eigenlijk alleen maar goede herinneringen aan haar schooltijd op het Christelijk Lyceum Buitenveldert. Goed onderwijs en docenten die de liefde voor hun vak als geen ander konden overbrengen. Na een lange onderwijscarrière is ze nu voorzitter van de Raad van Toezicht van de Cedergroep. Is de cirkel rond?

‘Onze docenten waren echt van superieur niveau’

Je hebt in 1970 je gymnasiumdiploma op de CSB gehaald, dat toen nog Christelijk Lyceum Buitenveldert heette. Wat was het voor school?

“Het was een vrij nieuwe school die in een sjieke buurt stond. Er zaten vooral kinderen van notarissen, artsen en hoogleraren op. Het onderwijs was van hoog niveau en het was vooral cultureel ook heel rijk. En ook wel een beetje traditioneel: als je rok te kort was, werd door de lerares gelijk de zoom eruit gehaald!”

Wat was je voor leerling?

“Ik kwam uit Amsterdam-West en het was dus logischer geweest om in die wijk naar school te gaan. Maar mijn moeder wilde per se dat ik naar een goede school ging. Ik kwam dus wel uit een ander milieu dan de meesten, maar heb me nooit een vreemde eend gevoeld. Als je je best deed, hoorde je er ook echt bij. Verder was ik best een brave leerling, het leren ging me gemakkelijk af. Ik kon het me permitteren om gezellig achter in de klas te kletsen. Dat praten ging me toen al goed af, ik was behoorlijk ad rem. Je moest geen ruzie met me krijgen, zeg maar.”

‘Vergeet niet dat je voor leerlingen een rolmodel bent.’

Hoe kijk je terug op jouw onderwijscarrière?

“Ik heb er een heel fijne tijd gehad en een ontzettend degelijke alfa-opleiding gekregen. Er gaven fantastische docenten les, die waren echt van superieur niveau. We kwamen ook bij sommigen van hen thuis. We lazen bijvoorbeeld met de hele klas – twaalf meisjes en twee jongens – toneelstukken van Pinter bij de leraar Nederlands, en bij de docent Frans thuis lazen we Camus. Ik ben nu 68 jaar, maar die avonden vergeet ik nooit.”

Wie heeft er in die tijd veel indruk op jou gemaakt?

“Zonder twijfel: mijn docent Nederlands, de heer Van Melle. Ik hield heel erg van het vak, was dol op verhalen schrijven. Zo schreef ik een reeks verhalen over mijn klasgenoten, die gretig aftrek vonden. Zo’n betrokken leerling vond hij natuurlijk geweldig, en we hadden vanaf het begin af aan een klik. Hij gaf met zoveel hart en ziel en inspiratie les, en gebruikte heel moderne lesmethoden: zo moesten we een boek bestuderen en daar zelf de klas les over geven. Met het oog op het vergroten van zelfstandigheid van leerlingen, was hij zijn tijd ver vooruit!”

Hoe is jouw carrière vervolgens verlopen?

“Door de heer Van Melle ben ik Nederlands gaan studeren, en daar heb ik geen moment spijt van gehad. Vervolgens heb ik veel verschillende rollen gehad binnen het onderwijs: van docent Nederlands, tot (con)rector, van voorzitter van het College van Bestuur van een scholengroep in Almere tot consultant. In die laatste functie heb ik veel vrouwelijke rectoren gecoacht - geweldig om te doen. En nu ben ik weer terug bij mijn oude middelbare school. Als voorzitter van de Raad van Toezicht van de Cedergroep. De cirkel is wel rond, ja. Toen ik daar in die hal stond, kwam het gevoel van welbevinden gelijk terug. Heel bijzonder.”

Hoe kijk je naar het onderwijs van nu?

“Laat ik voorop stellen, dat het me een enorme uitdaging lijkt om in deze tijd docent te zijn. Je hebt zoveel concurrentie van al die prikkels – sociale media, keuzestress, lastige thuissituaties – die leerlingen tegenwoordig hebben. En ook de samenleving is complexer geworden. Er komt zoveel meer frictie je klaslokaal in dan vroeger. Tegelijkertijd is de rol van docent nog steeds cruciaal. Naast dat je vakkennis overbrengt, moet je niet vergeten dat je voor leerlingen een rolmodel bent, je moet ‘voorleven’.”

Hoe ga je met die ‘frictie’ om?

“Je moet leerlingen leren over die verschillende perspectieven het gesprek te voeren. Daarvoor moet je jezelf als docent openstellen, aangeven dat je het soms zelf ook niet weet. Om de grote vragen aan de orde te stellen, kun je heel goed je vak gebruiken om leerlingen zelf na te laten denken. Toen ik docent was, hielp de (wereld)literatuur me daar heel erg bij, daarin komen alle grote vragen naar voren. Mijn missie voor het onderwijs? Dat je leerlingen leert zelf onderzoek te doen, ze leert zelfkritisch te zijn. Leraren die dat bij hun leerlingen kunnen bewerkstelligen, zijn goud waard.”