Nationaal Programma Onderwijs

Wat gaan de Cederscholen doen?

De scholen hebben er allemaal voor gekozen om interventies in te zetten die passen bij de school en de ontwikkelingen die ze voor ogen hebben met het schoolplan. Omdat er sprake is van incidentele middelen, moeten ze goed nadenken hoe de maatregelen kunnen bijdragen aan structurele ontwikkeling van het onderwijs. Wat gaan (bijna) alle Cederscholen de komende jaren doen?

1. Extra onderwijstijd

Met name in de bovenbouw zetten de scholen in op extra lesuren, in het bijzonder voor de kernvakken. Specifieke aandacht in de onderbouw gaat uit naar extra taal- en rekenonderwijs.

2. Extra begeleiding voor leerlingen

Scholen zetten in op extra ondersteuning voor (kleine groepen) leerlingen die dit kunnen gebruiken; voorbeelden hiervan zijn keuzewerktijd, huiswerkbegeleiding, bijles, aandacht voor metacognitieve vaardigheden en extra ondersteuning in de klas. Bij het mentoraat investeren de scholen in scholing voor mentoren, of een uitbreiding van het mentoraat. Een aantal scholen zet in op het verkleinen van klassen.

3. Aandacht voor gerichte feedback en zicht op ontwikkeling

Door de uitbreiding van signaleringstoetsen en extern genormeerde toetsen willen scholen beter zicht op het taal- en rekenniveau van leerlingen krijgen. Tegelijkertijd worden vakdocenten geschoold in het geven van gerichte vakinhoudelijke feedback, in beter differentiëren in de klas en het vaker toepassen van formatieve toetsing.

4. Activiteiten

Ook is er oog voor een uitbreiding van het activiteitenaanbod op de scholen, waarmee zij voldoen aan de behoefte van leerlingen om medeleerlingen te ontmoeten en leuke ervaringen op te doen.

Leerling krijgt kans in halfklas

Hoe hebben ze op de CSB de NPO-gelden deels ingezet? Juriaan Langstraat, teamleider op de CSB: “We kwamen al snel op het idee van zogeheten halfklassen. We liepen al langer rond met dat plan. Het gaf ons de mogelijkheid om te experimenteren met kleine klassen en meer maatwerk.”

Juriaan: “In het voorjaar hebben we een schoolscan gehouden door middel van enquêtes en het analyseren van de resultaten van leerlingen. Daaruit kwam het beeld naar voren dat sommige leerlingen door corona grote achterstanden hadden opgelopen. De schoolscan bevestigde het beeld dat we al in de lessen zagen. Daarom hebben we, om de achterstanden echt goed in beeld te kunnen brengen, al voor de zomer afgesproken dat we schoolbreed niet alle lesstof van het jaar zouden behandelen.

Doorstromen naar volgend jaar

We wisten dat de NPO-gelden ingezet konden worden voor achterstanden op cognitief en sociaal gebied. Dat gaf enorme kansen. Al snel kwam de mogelijkheid van de zogeheten ‘halfklassen’ naar voren. Deze klassen bestaan uit maximaal 15 leerlingen. Idee is dat de leerlingen na dit jaar hun achterstanden weggewerkt hebben, de nieuwe stof eigen hebben gemaakt en gewoon kunnen doorstromen naar volgend jaar, op hetzelfde niveau. Ze krijgen zo de mogelijkheid om onvertraagd door te stromen en zonder vertraging hun diploma te halen. We hebben gekozen voor drie halfklassen: een 1,5 mavo/havo, een 2,5 havo/vwo en een 2,5 mavo. Die laatste is geen combinatieklas, omdat deze leerlingen als het goed is doorstromen naar het examenjaar.

Iedereen bespreken

Het was natuurlijk best spannend om eind vorig jaar goed in kaart te brengen wie er over zou gaan, wie er moest doubleren, en wie er in aanmerking kwam voor de halfklassen. We besloten daarom de overgangsnormering aan te passen en íedereen te bespreken, ook een leerling met acht tekorten. We namen uitgebreid de tijd voor de leerlingbespreking aan de hand van een aantal criteria: hoe stond de leerling er voor corona voor, wat zijn de resultaten nu, wat was zijn of haar Cito-score en wat is de thuissituatie? Omdat we zo een heel compleet beeld van onze leerlingen hadden, is de determinatie heel goed verlopen.

Flinke uitdaging

We hebben expliciet gevraagd wie er van onze collega’s mentor zou willen zijn en wie er les zou willen geven aan de halfklassen. Het vraagt natuurlijk best iets van een docent en mentor. In korte tijd moet je veel voor elkaar krijgen met je leerlingen, dat vraagt een inspanning die we niet helemaal kunnen compenseren. Omdat het voor iedereen nieuw is, merken we dat er nog wel wat kinderziektes zijn in hoe je zoiets het beste aanpakt. In klassenvergaderingen bespreken we die en proberen we elkaar te helpen.

Differentiatie

Wat we voorzagen, en wat zich nu ook in de praktijk uitwijst, is dat je heel gedifferentieerd moet werken. Daar staat tegenover dat docenten het werken met zulke kleine klassen als heel prettig ervaren. Helaas kunnen we kleine klassen zonder de NPO-gelden niet bekostigen, maar de winst is dat we nu een docentengroep hebben die expertise krijgt op het gebied van differentiatie. Bijvoorbeeld door het inzetten van ICT en laptops in de klas. Alle kennis en ervaring die we nu opdoen, kunnen we in de toekomst heel goed inzetten.

Welkome interventie

Ouders en leerlingen zijn heel gelukkig met deze welkome interventie. Sommige ouders hebben echt nog geprobeerd hun kind in deze klas te krijgen. Ook als school zijn we heel blij. Het idee voor de halfklassen komt niet uit de lucht vallen, we zijn al langer op weg naar meer maatwerk en een algeheel PTO voor de onderbouw. We denken dat de halfklassen daar een boost aan kunnen geven. Daarom monitoren we deze groepen goed en onderzoeken in samenwerking met de VU Amsterdam wat de opbrengsten zijn. In januari verwachten we de eerste resultaten.”

‘Alle kennis en ervaring die we nu opdoen, kunnen we in de toekomst heel goed inzetten.’

Onderzoek door VU Amsterdam

Wat leveren de interventies nu eigenlijk op?

Martijn Meeter, onderzoeker VU Amsterdam:

“Na veel magere jaren vloeit er nu veel geld in het onderwijs. De komende twee jaar mogen de scholen ruim acht miljard wegzetten in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Het NPO is tijdelijk, maar achterstanden zijn er altijd. Veel scholen hopen daarom via het NPO te leren hoe je achterstanden succesvol bestrijdt, ook op de lange termijn. Ook de Cederscholen willen leren van wat ze op dit moment in het kader van NPO opzetten. Er lopen inmiddels veel programma’s op de scholen. Niet allemaal lenen ze zich voor een evaluatie, veel wel. Daarom buigt een groep leraren en kwaliteitsmedewerkers zich over de vraag hoe we, zonder dat het al te veel tijd opslokt, kunnen meten wat de programma’s hebben uitgericht en hoe ze verbeterd kunnen worden. Ik mag als onderzoeker deze groep adviseren. We zijn met veel energie aan de slag gegaan. De eerste vragenlijsten waarin we leerlingen naar hun ervaringen vragen gaan er binnenkort uit. Maar we zullen ook in gesprek gaan met collega’s die de programma’s hebben vormgegeven, en bij bepaalde programma’s analyseren of ze tot betere leerresultaten hebben geleid.”