Tweegesprek

‘Eerst de basis op orde, daarna praten we verder’

De Onderwijsraad heeft onlangs het vrij radicale advies gegeven om via een driejarige brugklas de kansengelijkheid te vergroten. Wat vinden Emiel Neter, leerjaarcoördinator en LO-docent op het HLZ en Marjan van Minnen, teamleider klas 1 en 2 op het HLW van dit advies? Een prikkelend tweegesprek.

Marjan: “Er is in de maatschappij echt een missie uitgegaan om op een andere manier met de adviezen om te gaan. Natuurlijk vind ik het heel goed dat er rekening wordt gehouden om kinderen niet te laag in te schalen. Maar bij mij op school begint het een beetje buitenproportioneel te worden. Er is echt een verschuiving gaande. We zien een enorme druk vanuit ouders, havo/vwo-advies is nu de norm.”

Emiel: “Klopt, we zien dat ouders de laatste jaren heel mondig zijn, ambitieuzer dan het kind zelf. Als het kind een opgehoogd havo-advies krijgt, mailen ouders gelijk of hun kind niet in een vwo-klas geplaatst kan worden. Ons advies is om kinderen eerst te laten landen. En we maken ouders duidelijk dat het niet goed is als kinderen steeds op hun tenen moeten lopen. Ik zie sommige kinderen steeds bleker worden, die zitten na school op allerlei bijles- en huiswerkinstituten en hebben nauwelijks tijd voor ontspanning. Dat alsmaar moeten presteren wordt niemand gelukkig van.”

Marjan: “Vanaf volgend jaar hebben we op het HLW alleen nog maar dakpanklassen. We geven in onze dakplanklassen les op het hoogste niveau, en met toetsen beginnen we op het laagste niveau. Leerlingen die aan een bepaalde norm voldoen, krijgen hun toetsen op het hoogste niveau. We werken ook met een tweejarige brugklas, waarbij de definitieve determinatie pas aan het einde van het tweede leerjaar plaatsvindt. Leerlingen gaan dan een beetje achteruit, maar we zien gemiddeld genomen een mooie overgang. Met het nieuwe systeem zullen we meerdere momenten inbouwen waarop je kunt opstromen. Ik geloof echt in die dakpanklassen.”

Emiel: “Eens. Wij hebben op het HLZ h/v-brugklassen waar we op vwo-niveau lesgeven, en die gaan we volgend jaar verlengen. Die klas is met name bedoeld voor leerlingen waarvan we twijfelen tussen havo of vwo. Maar ook voor vwo-leerlingen die normaal gesproken zouden afstromen naar de havo en nog een kans krijgen.”

Herkennen jullie iets van het beeld dat leeft in de maatschappij?

Marjan: “De documentaire ‘Klassen’ die de maatschappelijke discussie op gang heeft gebracht, vond ik heel interessant. Ik herkende ook wel dingen. Maar het probleem zit ‘m vooral in het gebrek aan docenten. Vaak zijn scholen in achterstandswijken niet de populairste scholen. Er zijn geen groep 8-docenten te vinden, en er is te weinig overzicht van de ontwikkeling van het kind. Kinderen lijden daaronder.”

Emiel: “Eerst moet op basisscholen alles op orde zijn. Dat betekent dat je moet investeren in het onderwijs. Dat moet niet alleen de overheid doen, ook bijvoorbeeld bedrijven.”

Marjan: “Verstevig eerst de basis, daarna kunnen we verder praten. Kinderen komen vaak met zulke grote achterstanden binnen. Dat blijft kinderen hun hele leven achtervolgen.”

Emiel: “We hebben wel een andere populatie dan het HLW, maar dat beeld herkennen we. Doordat we nu bijvoorbeeld signaleringstoetsen geven, zien we veel hiaten en verschillen tussen leerlingen. Er zijn kinderen die helemaal geen Engels hebben gehad. Het instapniveau op het voortgezet onderwijs is toch een bepaald niveau, boks daar maar eens tegenop.”

Is er ook iets positiefs aan het plan?

Emiel: “Jawel, sommige scholen in Amsterdam die zich bezighouden met vernieuwend onderwijs, willen misschien wel een brede driejarige brugklas starten. Er zijn vast ouders die het belangrijk vinden dat hun kind de kans krijgt om te rijpen. Maar in de basis ben ik net als Marjan kritisch over het plan. Docenten hebben in het algemeen al moeite genoeg een klas te managen, laat staan dat je dat op verschillende niveaus moet doen. Daartoe zijn veel docenten niet uitgerust, dus die moet je daarin scholen.”

Marjan: “Ik heb vroeger in Amersfoort op een school met een brede brugklas gewerkt, waarin vmbo-kader- tot en met vwo-leerlingen zaten. Wat hielp was dat de methodes en toetsen er ook op gericht en geschreven waren. Je hoefde niet elke keer het wiel uit te vinden. Maar je deed ook altijd iemand tekort: of de zwakke leerlingen of de kinderen die voorop liepen.”

‘Het probleem zit ‘m vooral in het gebrek aan docenten.’

Een argument tegen de driejarige brugklasperiode is dat ouders het niet willen. Hoe zien jullie dat?

Emiel: “Dat is oprecht een probleem. Ik vrees dat kinderen met rijke en hoogopgeleide ouders hun kind naar het privéonderwijs sturen en een diploma bij wijze van spreken ‘kopen’. Dat zie je nu al gebeuren.”

Marjan: “Maar ook onze ouders willen dit niet. Die hebben voor hun gevoel gestreden voor een havo-advies, die willen dan ook dat het kind in een havoklas terecht komt.”

Emiel: “En vergeet niet dat we ook kinderen nodig hebben die vmbo doen, we hebben ook praktijkmensen nodig.”

Je hoort ook kritische geluiden die zeggen dat het weer op het bordje van het onderwijs komt. ‘Er is kansenongelijkheid: lossen jullie het maar op.’ Voelen jullie dat ook zo?

Marjan: “Zoals ik eerder zei: het fundament waarop we moeten bouwen is instabiel. Onderwijs is jarenlang het ondergeschoven kindje geweest. Je moet knetterhard werken, en krijgt slecht betaald. Investeer dus in achterstandsbuurten, zorg dat faciliteiten als een bibliotheek en jeugdvoorzieningen op orde zijn, dat de jeugdzorg op orde is. Ik ben zoveel tijd kwijt om jeugdhulpverlening op gang te krijgen. En dat is tijd die je niet met onderwijs bezig bent.”

Emiel: “Herkenbaar. Het kost bloed, zweet en tranen om kinderen die hulp nodig hebben of af moeten stromen ergens geplaatst te krijgen. Ik ben blij dat we in een scholengroep zitten, dat schakelt makkelijker. Maar om een kind op bijvoorbeeld het speciaal onderwijs te krijgen is erg lastig.”

‘Ik vrees dat kinderen met rijke en hoogopgeleide ouders hun kind naar het privéonderwijs sturen.’

Wat is er volgens jullie nodig om te zorgen dat elk kind optimale kansen krijgt?

Marjan: “Ik ben ooit op studiereis in Engeland geweest, waar ze al veel verder waren met Passend Onderwijs. Daar waren heel veel onderwijsassistenten in de school die leerlingen individuele aandacht gaven. Fantastisch. Maar ja, dat kost een fortuin.”

Emiel: “Daar geloof ik ook erg in. Maar ook in het starten en eindigen van de dag met je eigen mentorgroep. Ook dat heeft te maken met tijd en geld.”

Zijn jullie er als school actief mee bezig?

Marjan: “We maken nu de omslag naar een tweejarige brugklas, en daarmee is het klaar. Waar we vooral aandacht aan willen geven is dat we zoveel leerlingen hebben met last van faalangst. De druk op die kinderen om te moeten presteren is enorm.”

Emiel: ”Volgend jaar starten we met die tweejarige brugklas. Kansengelijkheid is iets waar we scherp op zijn, we hebben heel goede, betrokken mentoren en docenten in de eerste klassen. Als een kind laat zien dat het meer aankan, kijken we of het haalbaar is. Niet vanuit de ouders gedacht, maar vanuit het kind.”

Marjan: “Daarnaast gaan wij het NPO-geld onder andere gebruiken om de klassen klein te houden, dan zie je wat een kind kan.”

Emiel: “Ja, dat NPO zou wel eens fantastisch uit kunnen pakken.”

‘Met het nieuwe systeem zullen we meerdere momenten inbouwen waarop je kunt opstromen.’

STELLING

Een driejarige brugklasperiode vergroot de kansengelijkheid.