Onderzoek door Berber Langelaan
‘Ga gewoon lekker klooien’
Docent en onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) Berber Langelaan stond zelf ooit voor de klas als docent geschiedenis en aardrijkskunde. In die tijd probeerde ze haar onderwijs zo boeiend mogelijk te maken, maar was ze niet altijd bewust bezig met differentiëren. Inmiddels is ze als onderzoeker gegrepen door het onderwerp en werkt zij voor haar praktijkgerichte promotieonderzoek samen met het Hermann Wesselink College (HWC). Een interview met een bevlogen onderzoeker.
Waarom is een promotieonderzoek over differentiëren nodig?
“Uit eerder onderzoek blijkt dat docenten het omgaan met verschillen tussen leerlingen binnen het lesgeven een van de grootste uitdagingen van deze tijd vinden, vooral in de grootstedelijke context.
Differentiëren is het antwoord op dit vraagstuk. Een docent die differentieert past bewust en proactief de stof aan, om zo beter aan te sluiten bij de leerbehoeften van leerlingen. Vroeger werd er op lerarenopleidingen weinig aandacht aan het onderwerp besteed, terwijl het tegenwoordig echt een issue is. Vanuit de maatschappij wordt in het kader van de kansengelijkheid de roep steeds luider om pas later leerlingen in homogene groepen van hetzelfde niveau, bij elkaar te plaatsen. Steeds meer scholen werken al met verlengde brugklassen. En dus moeten we er iets mee. Maar we weten er tegelijkertijd nog niet genoeg vanaf. Wat is de beste vorm, wat levert het op, over welke vaardigheden moet een professional beschikken en in hoeverre is de schoolcontext van invloed? Vandaar dit onderzoek.”
Waarom vinden docenten het zo lastig om gedifferentieerd les te geven?
“Leraren hebben veel op hun bordje liggen. Je hoort altijd van docenten dat er (te) veel leerlingen in hun klas zitten, en zo’n schooldag hectisch is. Een docent heeft oneindig veel beslismomenten op een dag. Er is weinig tijd voor rust of reflectie tussen de lessen en ze zijn veel tijd kwijt met brandjes blussen. Laat staan dat er tijd is – of dat die wordt gefaciliteerd door de schoolleiding – om op métaniveau met collega’s te werken aan onderwijsvernieuwing. Terwijl dat natuurlijk wel zou moeten.”
Je werkt voor dit onderzoek samen met het HWC: hoe gaat het daar?
“Ik zie dat iedereen op het HWC de opdracht om differentiëren een plek in het onderwijs te geven heel serieus neemt. De wil en de structuur is er, maar de urgentie mag wat mij betreft nog groter. Het is belangrijk dat iedereen zich op alle lagen committeert. Onlangs heb ik meegedacht over de inhoud van het traject en gesproken op de studiedag. Ik wilde docenten enthousiasmeren en uitleggen wanneer differentiëren werkt en wat daarvoor nodig is. Je merkt dat de betrokkenheid van de docenten groot is. Tegelijkertijd heb je om dit echt goed in je onderwijs te implementeren een gestructureerde ontmoeting nodig, zoiets regel je niet op één studiedag. Bovenal moet het in de visie en het beleid van je school opgenomen zijn. En dat moet je met elkaar doen. Als je het van bovenaf oplegt, werkt het niet. De docent moet zélf ervaren wat de voordelen ervan zijn voor hem/haar als docent én voor de leerlingen. Het moet een automatisme worden.”
Het HWC heeft gekozen voor convergent differentiëren. Wat betekent dat?
“Dat betekent dat je alle leerlingen in de klas de gestelde minimumdoelen laat halen. De nadruk ligt op het verbeteren van prestaties van leerlingen die dat harder nodig hebben. Die leerlingen krijgen meer aandacht tijdens de les. Leerlingen die de stof al beheersen, werken tijdens de les bijvoorbeeld zelfstandig aan de opdracht. De schoolleiding van het HWC gelooft terecht in deze manier van differentiëren. Maar het roept bij sommige docenten ook een ethische vraag op: kan ik dit vanuit moreel oogpunt wel doen, moet ik niet al mijn leerlingen evenveel aandacht geven? We noemen dat ook wel het ‘differentiatiedilemma’. Daar moet je met elkaar in de school het gesprek over voeren.”
‘Over het differentiatiedilemma moet je in de school met elkaar het gesprek voeren’
Hoe zou het HWC het proces kunnen versnellen?
“Docenten denken soms dat differentiëren iets heel groots is, en dat ze hun hele onderwijs om moeten gooien. Terwijl het beter werkt om kleinschalig te gaan experimenteren, en je ervaringen te evalueren. Ga maar lekker klooien, gewoon uitproberen. Je hoeft niet gelijk met drie niveaugroepen te gaan werken, dat is supermoeilijk. Begin eens met twee, en wees niet uit het veld geslagen als het in de soep loopt. En voor de schoolleiding: heb vertrouwen in je docenten. Op de studiedag vroegen we docenten voor hun vak een lesontwerp te maken waarin ze differentiëren. Er zaten echt mooie en spannende ideeën bij: zoals een escaperoom waarbij leerlingen in groepjes natuurkundepuzzels moeten oplossen. Of in het Engels een vloek schrijven, waarin allerlei leertaken verstopt zitten. Docenten vonden het vooral heel waardevol om op deze dag de kans te krijgen wat langer met elkaar van gedachten te wisselen.”
Hoe nu verder?
“Op het HWC was al een projectgroep met verschillende ‘voorhoededocenten’ aan de slag. Van daaruit wordt nu een expertgroep gevormd die zichtbaar en enthousiast in de school collega’s gaat meenemen. Deze leden in de projectgroep zijn bereid om met je te sparren over een les of praktische tips te geven. Ook hebben ze een differentiatiecafé bedacht waar afwisselend twee van deze docenten zitten vanuit de insteek ‘ik doe ook maar wat, doe je mee?’. Superleuk.”
Wat hoop je met je onderzoek te bereiken?
“Er is nog weinig over dit thema bekend in het voortgezet onderwijs. Mijn onderzoek richt zich op de grondige evaluatie van deze schoolbrede docentprofessionalisering voor differentiëren. Hiermee wil ik uiteraard graag bijdragen aan de bestaande literatuur over differentiëren en aanbevelingen naar voren brengen die alle vo-scholen in Nederland kunnen gebruiken. Maar ik wil ze ook inzetten op de faculteit waar ik werk, en ervoor zorgen dat de uitkomsten van mijn onderzoek ook op lerarenopleidingen landen. Het effectief inspelen op al die verschillen tussen leerlingen vraagt om complexe docentvaardigheden die op de lerarenopleidingen moeten worden aangeleerd en daarnaast op de scholen gemeengoed moeten worden. Dan krijgen alle leerlingen het onderwijs waar ze recht op hebben en hebben docenten een klas vol gemotiveerde leerlingen.”