Driegesprek

Een collectieve verantwoordelijkheid

Hoe vinden onderwijsprofessionals dat het ervoor staat met de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap? Moeten we ons zorgen maken? We spreken erover met onderwijsprofessionals Heleen Albers (CSB), Manon Hage (VLC) en Joris Zijlema (HWC). Samen reflecteren ze op de implementatie van de basisvaardigheden, de uitdagingen die ze tegenkomen, de rol van ouders en leerlingen, en wat er volgens hen nodig is om de basisvaardigheden écht stevig te verankeren.

Hoe houden jullie je bezig met de basisvaardigheden op jullie school?

Heleen: “Ik ben leidinggevende op de CSB en ben in die functie verantwoordelijk voor de basisvaardigheid taal. Wij werken met ambitiekaarten in ons schoolplan en één daarvan is taal. Ik maak me daar graag hard voor. Ook ben ik het aanspreekpunt voor de talensecties.”

Manon: “Naast dat ik wiskundedocent ben, verdiep ik me al een aantal jaar in dyscalculie. Ik ben nu zo’n zes jaar rekencoördinator, dus toen binnen het VLC de vraag kwam wie er het beste zitting kon nemen in de Kenniskring Basisvaardigheden voor rekenen, lag het voor de hand dat ik dat zou doen. Wij hadden al behoorlijk wat stappen gemaakt op het gebied van rekenen, en dat bleek later een inspiratiebron voor andere scholen.”

Joris: “Binnen het HWC ben ik vooral betrokken bij burgerschap. Dat komt ook doordat ik jarenlang actief ben geweest binnen het TTO-programma. We zagen daar zoveel groei bij leerlingen dat we dachten: dit moeten we niet laten liggen. Ik heb ook in een werkgroep ‘burgerschapsbeleid’ gezeten waarin we bouwstenen voor burgerschap hebben ontwikkeld. We hebben burgerschap op het HWC verbreed naar wereldburgerschap en persoonsontwikkeling.”

Joris:
‘Als je leerlingen laat onderstrepen welke woorden ze niet kennen, schrik je je rot’

Gaat het goed met de basisvaardigheden van leerlingen?

Joris: “Nou, ik maak me wel zorgen. Ik zie dat het niveau van lezen, taal en rekenen achteruitgaat bij leerlingen. Dat is wat mij betreft terug te voeren op lezen. Als je de Nederlandse taal niet beheerst, loop je ook tegen andere dingen aan. Dan begrijp je ook veel niet bij de zaakvakken.”

Manon: “Dat beeld herken ik zeker. Wat doen jullie eraan?”

Joris: “We hebben een werkgroep taalversterkend vakonderwijs opgericht die dit thema oppakt. Zij hebben bijvoorbeeld ‘woorden van de week’ geïntroduceerd, die op de digitale borden verschijnen met een definitie en door docenten in alle lessen gebruikt worden. Vorige week hadden we de woorden aspect en loyaal. Die woorden komen in álle vakken terug. De werkgroep ondersteunt collega’s bovendien bij het gebruik van taalversterkende werkvormen, en we hebben een studiedag gehad waarbij alle vakken met dit thema aan de slag zijn gegaan, zodat taal in elk vak meer aandacht krijgt. Hoe gaat dat op de CSB, Heleen?”

Heleen: “We hebben een aantal jaar geleden eerst het personeel geschoold op taalbeleid, bijvoorbeeld wat vaktaalwoorden en schooltaalwoorden inhouden. Eind vorig schooljaar kwam de inspectie langs op lesbezoek, en daarna is het thema meer gaan leven. In de Kenniskring hebben we gedeeld hoe we hiermee bezig zijn: woordenschatuitbreiding, taalsteun in elke les, én het CSB-lesformat gebaseerd op effectieve didactiek. In elke les moet nu taalsteun worden gegeven; dat zie je in de lesopzetten terug.”

Joris: “Mooi. Wij kunnen in onze dagstart prima de focus op taal en lezen leggen, dat stimuleren we actief. Als aardrijkskundedocent ben ik ook bewuster met taalbegrip bezig; ik vraag mijn leerlingen wel eens: ‘Onderstreep de woorden die je niet kent.’ Het is onrustbarend hoeveel woorden ze dan niet kennen. Soms voelt het alsof we als onderwijs een maatschappelijk probleem aan het rechttrekken zijn.”

Manon:
‘Er is meer bekend over taalproblematiek dan over rekenproblematiek, zoals dyscalculie’

En hoe staat het met het rekenniveau van leerlingen?

Manon: “Wat ik merk bij rekenen is dat er vaak een wolk boven hangt van: ik kan het niet, en wiskunde is ingewikkeld. Vaak gevoed door ouders. De emotie is vaak groter dan de werkelijkheid. En er is meer bekend over taalproblematiek dan over rekenproblematiek, zoals dyscalculie. Die kennis moeten we vergroten en meer gaan delen.”

Heleen: “Herken je ook dat leerlingen vaak zeggen: ‘Ik heb toch een rekenmachine?’ Ik zie dat leerlingen de urgentie niet meer altijd hebben om het echt te willen begrijpen.”

Manon: “Ja. Ze missen de context. Dat begrip is echt afgenomen. Dan is een uitkomst dat een giraf een nek van 100 meter heeft. Ze hebben geen gevoel meer voor hoeveelheden en groottes.”

Heleen: “Eens. De functionele gecijferdheid en geletterdheid zijn afgenomen. Terwijl het allemaal met elkaar samenhangt.”

Manon: “Ze krijgen een methode aangeleerd, maar weten niet goed wat ze toepassen. En Einstein zei het al: ‘Onderwijs is niet het leren van feiten, maar het trainen van de geest om te denken.’”

En hoe trainen we die geest?

Joris: “Als we niet inzetten op persoonsontwikkeling worden leerlingen minder weerbaar. Ze leren niet meer te leren, te falen en weer door te zetten. Wat discipline is. Ik zie steeds vaker leerlingen die niet meer naar toetsen durven, omdat ze weinig zelfvertrouwen hebben.”

Manon: “Leerlingen vinden het moeilijk om zichzelf eigenaar te voelen van hun ontwikkeling. Door AI en rekenmachines wordt dat niet beter; ze voelen het zelf niet meer. Wij moeten ze als docenten bewust maken: wat heb je geleerd, waarin ben je gegroeid? Als je dat inzichtelijk maakt, zien ze zelf ineens dat ze best wat hebben geleerd.”

Heleen: “We werken op de CSB in de onderbouw met het 80-20 learning concept: vier dagen regulier onderwijs, één dag projectonderwijs. Die projectdag staat bij ons in het teken van vaardigheden. In dat programma – Millennium Skills – leren leerlingen vaardigheden als presenteren, samenwerken, kritisch denken. En we verwerken daarin ook de basisvaardigheden, met name burgerschap.”

Manon: “Mooi voorbeeld. Vroeger werd er vooral vanuit het eigen vak gedacht, maar we moeten breder kijken. Natuurlijk is vakonderwijs belangrijk, maar we hebben een collectief doel: de basisvaardigheden moeten op orde zijn. Wat mij betreft horen studievaardigheden daar ook bij. We moeten niet focussen op de verschillen tussen vakken, maar op de overeenkomsten; en die verankeren in je onderwijs.”

Heleen:
‘We hebben ouders hierbij echt nodig’

Welke rol spelen ouders hierbij?

Heleen: “Bij ons scoren 75 van de 200 leerlingen onder de norm, dus er moet echt iets gebeuren. Daarom bieden we onder andere steunlessen aan, maar ouders zien het nut en de noodzaak er niet altijd van in. Ze worden steeds mondiger en zeggen dat hun kind geen steunlessen nodig heeft. Hoe hoger opgeleid hoe vaker ouders zelf bijles regelen.” Joris: “Dat herken ik. Ouders denken het vaak beter te weten dan de docent. Maar we moeten het samen doen. Neem sociale media en telefoongebruik: ouders moeten thuis afspraken maken. Anders hebben wij de volgende dag vermoeide kinderen in de klas.”

Heleen: “Ja. Wat ook speelt, is dat je vroeger met een methode de voortgang inzichtelijk kon maken voor ouders. Bij steunlessen voor taal en rekenen is dat lastiger. Dus wat het oplevert, moet je inzichtelijk maken. Wij doen dat met de tool Diataal. We communiceren de uitslag duidelijk naar ouders en nodigen hen uit erover in gesprek te gaan met hun kind.”

Tot slot: met welke goede voorbeelden moet elke school gelijk aan de slag?

Joris: “We hebben leerlijnen persoonsontwikkeling opgezet en die worden nu echt gebruikt in de school. Ander mooi voorbeeld van wereldburgerschap is ons 'Smile at school'-project. Leerlingen ontwikkelen zich op allerlei vlakken door zich als vrijwilliger in te zetten voor het onderwijs in Ghana. Daarnaast vinden we het mooi om als school te laten zien dat je iets kan betekenen voor een ander en de luxe die wij ervaren niet voor iedereen zo vanzelfsprekend is.”

Heleen: “Dit illustreert ook weer dat er al veel op de scholen gebeurt, dat we onder burgerschap kunnen scharen. Dat kunnen we nog inzichtelijker maken. Bij ons op de CSB zijn de Millennium Skills heel waardevol. Maar het is belangrijk dat elke vakdocent zich verantwoordelijk blijft voelen voor de basisvaardigheden. Zoals Manon zei: het is een collectieve verantwoordelijkheid.”

Manon: “Wij hebben op het VLC Professionele Leergemeenschappen (PLG’s) opgezet: van elk vak dat met rekenen te maken heeft, zit één docent in de groep. We bespraken er bijvoorbeeld procenten en ontdekten dat er verschillen zijn in hoe we die aanleren. Door afspraken te maken versterk je elkaar en kun je elkaar ontlasten. Ook zijn we bezig met posters en kaarten in elk lokaal te hangen met rekenmethodiek - hetzelfde beeld bij verschillende vakken helpt leerlingen om overeenkomsten te zien. Bij rekenen is dat soms makkelijker dan bij taal, omdat rekenen eenduidiger is.”

Heleen: “Wij waren in de Kenniskring wel een beetje jaloers op dit voorbeeld. We zouden in de toekomst kunnen werken met dezelfde opzet voor signaalwoorden of schooltaalwoorden. Dat zou mooi zijn.”

Volgende pagina