Interview

Rob Genot over motivatie in havo 4

‘Succesbeleving is de grote motor’

Rob Genot is docent economie en bedrijfseconomie op de CSB. Daarnaast is hij mentor in havo 4, een leerjaar waarin veel leerlingen zoeken naar balans tussen school, hun sociale omgeving en de constante digitale prikkels. Hoe ondersteunt Rob zijn leerlingen en hoe houdt hij ze gemotiveerd?

Rob Genot

Docent economie en bedrijfseconomie op de CSB, mentor havo 4

Hoe zou je de motivatie van de huidige havo-4-leerlingen omschrijven?

"Het blijft altijd een momentopname, maar als ik kijk naar mijn eigen lessen zie ik eigenlijk een prima motivatie. Over het algemeen zijn het vrolijke, enthousiaste leerlingen of groepjes leerlingen, met natuurlijk altijd uitzonderingen. Maar ook die uitzonderingen kunnen tijdelijk zijn; soms zie je dat een leerling er een paar dagen later weer fris en vrolijk bij zit."

Welke factoren spelen volgens jou de grootste rol in het dalende motivatie- en concentratieniveau van leerlingen?

"Voor mij begint alles bij het geloof in eigen kunnen. Dat moeten leerlingen ontdekken en ervaren. Succesbeleving is daarbij een enorme stimulans. Eerst zeggen ze: ‘het lukt niet, ik snap het niet’, maar door samen aan de slag te gaan en uiteindelijk een succesje te boeken, ervaren ze een overwinning – ook op zichzelf. Dat is de grote motor. Maar om die wilskracht te vinden en die focus te krijgen, is lastig. Leerlingen, tieners, maar ook studenten en volwassenen worden voortdurend afgeleid.”

‘Er zijn nu zoveel sociale en digitale prikkels. Vroeger reed je op een binnenweg met af en toe een bochtje, nu zitten ze op een digitale achtbaanssnelweg’

Ja, zie je verschillen tussen toen jij zelf een leerling was en de leerlingen van nu?

“Er zijn nu zoveel sociale en digitale prikkels. Vroeger reed je op een binnenweg met af en toe een bochtje, nu zitten ze op een digitale achtbaanssnelweg. Ze moeten continu op scherp staan om geen brokken te maken. Dat is intens en vermoeiend, voor iedereen. Gelukkig hebben we bijvoorbeeld de telefoons uit het lokaal gehaald onder het motto ‘thuis of in de kluis’ en publiceren we cijfers pas na 17.00 uur. Dat neemt weer een deel van de constante afleiding weg."

Wat werkt wél goed? Wanneer zie je leerlingen echt ‘aan’ gaan?

"Dat verschilt per groep en per moment, maar afwisseling is essentieel. De ene keer meer uitleg, dan weer oefenen, een project, een presentatie… Bij bedrijfseconomie zijn leerlingen nu bezig met een eigen marktonderzoek. Ze bedenken zelf een onderwerp, interviewen mensen, nemen enquêtes af en presenteren hun resultaten in een pitch. Dat vinden ze heel leuk omdat het echt is. Het levert zichtbaar meer leerrendement op. Aan de andere kant hadden mijn leerlingen uit 6 vwo juist behoefte aan een hoorcollege over een lastig economisch concept, om alvast te ervaren hoe dat straks op de universiteit is. Ook dat werkt, zolang je het betekenisvol houdt en je de link legt met de buitenwereld en de actualiteit."

Hoe help je als mentor leerlingen die hun motivatie kwijt zijn?

"Verlies van motivatie zie je vaak meteen terug in houding en gedrag van een leerling. Dan volgt er een gesprek. Samen benoemen we het probleem, zoeken we naar oorzaken en werken we in kleine stapjes toe naar een oplossing. Zodra je begrip toont en laat zien dat je oprecht wilt helpen, gaan leerlingen open. Dan zijn we weer ‘samen boven’ gericht bezig. Vervolgens volgen tips, soms bemiddeling met collega’s of een duwtje in de juiste richting. Het mooie is dat leerlingen daarna vaak uit eigen beweging komen voor een uurtje extra ondersteuning."

‘Als je laat zien dat je oprecht het beste met ze voor hebt en dat je deur openstaat, komen ze vanzelf’

Wat kan de school doen om havo-leerlingen beter te ondersteunen in hun leerhouding en zelfstandigheid?

"Het grootste knelpunt is tijd. Onze agenda’s zitten hartstikke vol. Maar ik weet zeker dat als we meer tijd vrijmaken om met leerlingen in gesprek te gaan en ze gericht kunnen begeleiden naar beter gedrag en inzet, dat ze weer succes gaan ervaren. En succes zorgt voor motivatie. Het probleem is dat dit intensief is en veel tijd kost. Daar moeten we als school keuzes in maken. En het hangt ook af van de drive van de mentor. Je moet er zelf de energie voor hebben – wij zijn ook maar mensen."

Welke rol speelt de relatie tussen docent en leerling?

"Die is enorm belangrijk. Hoe beter de band, hoe meer je eruit kunt halen. Als je laat zien dat je oprecht het beste met ze voor hebt en dat je deur openstaat, komen ze vanzelf. Soms zelfs leerlingen waarvan je geen mentor bent, maar die toch even binnenlopen om hun verhaal te doen. Dat is misschien wel het mooiste onderdeel van dit vak."

‘We moeten het verschil maken ín de klas, niet daarbuiten’

Zie je verschillen tussen vakken en docenten in het motiveren van leerlingen?

"Zeker. De ene docent is daar nu eenmaal vaardiger in dan de ander en iedereen raakt weer een andere snaar. Je kunt van elkaar leren qua aanpak en processen, maar het menselijke, het gevoelsmatige – die emotionele bluetooth – daar moet je ook wel een beetje aanleg voor hebben."

Als je één verandering mocht doorvoeren om het havo-onderwijs toekomstbestendiger te maken, wat zou dat zijn?

"Kleinere klassen en meer quality time met leerlingen. We moeten het verschil maken ín de klas, niet daarbuiten. Tegelijk snap ik ook dat dit niet eenvoudig is, gezien de exameneisen, inspectiekaders en budgetten. Maar al met al zijn we prima bezig. Ik zie enorm veel toewijding bij alle collega’s én de leerlingen. Daar mogen we ontzettend trots op zijn."

Volgende pagina