Interview

Kenniskring Basisvaardigheden brengt scholen in beweging

‘We ontdekten vooral hoeveel er al gebeurt’

Binnen de Cedergroep startte vorig jaar de Kenniskring Basisvaardigheden: een collegiaal netwerk waarin de Cederscholen elkaar helpen om de basisvaardigheden - taal, rekenen en burgerschap - verder te versterken. Waar staat de Kenniskring nu, wat is er bereikt en wat zijn de plannen voor de toekomst? We gaan erover in gesprek met senior adviseur Onderwijs & Kwaliteit Liesbeth Dambrink en Futuris-directeur en portefeuillehouder Kenniskring Basisvaardigheden Matthijs Ran.

De Kenniskring Basisvaardigheden trapte af met een duidelijk doel: zicht krijgen op hoe de Cederscholen ervoor staan op het gebied van de basisvaardigheden. Niet alleen via cijfers of beleidsplannen, maar juist door de praktijk in te gaan en bij elkaar te gaan kijken. De Kenniskring bestond uit een forse groep vertegenwoordigers: iedere school stuurde meerdere deelnemers. Toch verschilde wel de motivatie per school, merkte Liesbeth op. “Dat had te maken met de ontwikkeldoelen die elke school stelt.”

Liesbeth Dambrink

Senior adviseur Onderwijs & Kwaliteit

Matthijs Ran

Directeur Futuris en portefeuillehouder Kenniskring Basisvaardigheden

Reviews door collega-scholen

“We hebben met elkaar verkend wat elke school doet en hoe hun plannen eruitzien”, vertelt Liesbeth. Centraal in de aanpak stonden schoolreviews: groepen coördinatoren en leerlingen werden bevraagd op taal, rekenen en burgerschap. Cruciaal daarbij: het reviewteam dat bestond uit een aantal docenten kwam steeds van een andere school.

“Het idee was om letterlijk over elkaars schutting te kijken”, vertelt Matthijs. “Niet om te controleren, maar om te begrijpen wat er speelt.” Voor sommige scholen was dat best spannend”, vertelt Liesbeth. “Er hing toch een gevoel: straks worden we ergens op afgerekend.” Maar Futuris zette de toon. Matthijs: “Wij hadden toevallig al twee inspectiebezoeken gehad. Dus wij zeiden: kom maar eerst bij ons. Dat haalde voor anderen de spanning eraf.”

Het effect was verrassend positief. “De scholen die het eerst het meest sceptisch waren, werden uiteindelijk het meest enthousiast”, blikt Matthijs terug. Iedereen vond het inspirerend, en bijna altijd was de tijd te kort.” Liesbeth vult aan: “Het bleek gewoon leuk om te laten zien waar je staat. Het gesprek dat daarna ontstaat, geeft nieuwe perspectieven. Dat gevoel van ‘afrekenen’ verdween volledig.”

Geen 0-meting, maar een ontwikkelvraag

Eerst was het plan om een 0-meting te doen. Maar gaandeweg kwam de Kenniskring tot een andere conclusie: er lag eigenlijk een ontwikkelvraag. “Bij taalbeleid waren alle scholen al van alles aan het doen”, vertelt Matthijs. “Maar we hadden geen goed beeld van wat het precies opleverde. Daarom kozen we voor een open gesprek: wat gebeurt er? Wat werkt? Waar worstel je mee als school?”

“Uit de zelfevaluaties bleek dat scholen strenger voor zichzelf zijn dan nodig”, vertelt Liesbeth, “ze stellen hoge eisen, maar ze presteren over het algemeen al heel goed.” Het open gesprek bevorderde ook dat scholen zélf gingen benoemen wat ze nog misten. “Dat is winst”, zegt Liesbeth. “Niet iets dat wij als Kenniskring oplegden, maar iets dat van binnenuit kwam.”

‘Opvallende bevinding was dat er al veel gebeurt op burgerschap, maar dat het nog te weinig zichtbaar is’

Taal- en rekenachterstanden?

Op taal- en rekengebied zagen Matthijs en Liesbeth een duidelijke lijn. “Alle scholen monitoren heel goed hoe leerlingen binnenkomen”, zegt Matthijs. “Er is veel aandacht voor remediëring: steunlessen, banduren, leerlingen binnen en buiten de lessen bijspijkeren, waarbij er echt wordt gekeken naar wat de leerling nodig heeft.”

De zorgen die landelijk leven over dalende niveaus herkent hij wel, maar in de scholen ziet hij iets anders. “Ik heb in de Kenniskring niet één keer gehoord: ‘het gaat zo slecht’. Docenten willen gewoon het beste onderwijs geven, leerlingen helpen. Dat ligt binnen hun cirkel van invloed.”

Toch liggen er ook verbeterpunten, zoals bij rekenen. “Over taalachterstanden weten we heel veel”, legt Liesbeth uit. “Bij rekenen is dat minder, terwijl bijvoorbeeld dyscalculie veel voorkomt. En secties werken op dit gebied nog minder samen.”

Daar liggen kansen, benadrukt Matthijs: “Veel vakken gebruiken rekenen - wiskunde, economie, biologie, natuurkunde, aardrijkskunde. Het helpt leerlingen enorm als afspraken over methodiek en rekenaanpak op elkaar aansluiten.” Sommige Cederscholen zijn daar al heel ver mee, andere starten er nu werkgroepen voor op. Liesbeth: “Dat is een mooie ontwikkeling.”

Zichtbaar maken

Een opvallende bevinding was dat er binnen de Cedergroep al veel gebeurt op burgerschap, maar dat het nog te weinig zichtbaar is en niet altijd geborgd. “Burgerschap is niet één vak; het zit in alle vakken,” zegt Liesbeth. “Je moet eigenlijk voorleven wat je wilt. In de Kenniskring werd zichtbaar hoe breed burgerschap eigenlijk is. Soms hoorden we van collega’s: ‘Oh, hoort dat er óók bij?’”

Matthijs benadrukt dat elke school een eigen context heeft, bijvoorbeeld hoeveel diversiteit er binnen de school is. “Op Futuris hebben we een ISK-afdeling. Het HWC heeft tweetalig onderwijs. Het VLC werkt met Kunskapsskolan. Dat zijn rijke omgevingen voor burgerschap. We hoeven niet iets nieuws te verzinnen, we moeten vooral zichtbaar maken wat er al is.”

“Tot nu toe heeft elke school die in de afgelopen maanden door de inspectie is onderzocht op het onderdeel burgerschap een ‘herstelopdracht in vertrouwen’ gekregen. Dat komt doordat de inspectie onvoldoende zicht heeft op wat er gebeurt. Daarom is het mooi dat de Cederscholen deze kans aan hebben gegrepen om collega’s te laten meekijken en van elkaar te leren.”

Trots en inzichten

Wat bijvoorbeeld goed lukte: het creëren van een cultuur van samenwerking, wederkerigheid en trots. “Er ontstond echt een ‘return the favor’-houding,” zegt Matthijs. “Als je bij iemand op bezoek was geweest, zetten zij vervolgens weer een stap extra.

De mooiste opbrengst is dat scholen hun ideeën deelden, en elkaar het vertrouwen gaven een kijkje te nemen in hun lessen. Zo inspireerden zij elkaar echt. “Dat was precies wat we wilden bereiken”, aldus Matthijs. “Collega’s samenbrengen zodat ze elkaar versterken.”

‘De mooiste opbrengst? Dat scholen hun ideeën deelden, en elkaar het vertrouwen gaven een kijkje te nemen in hun lessen’

Beleidsplannen en intrinsieke motivatie

De komende periode moeten scholen hun beleidsplan rond burgerschap actualiseren, zoals wettelijk verplicht. “Dat voelt voor veel scholen als een verplicht nummer”, zegt Liesbeth. “Maar we proberen steeds de vraag om te draaien: waar staan jullie nu, en hoe willen jullie verder? Niet omdat het moet, maar omdat het betekenisvol is.”

De Kenniskring is geen sturend beleidsorgaan, benadrukt Matthijs: “We zijn een collegiaal netwerk. Scholen blijven zelf verantwoordelijk.”

Hoe gaat de kenniskring verder? Matthijs: “Nu de basisvaardigheden op orde zijn, neemt de urgentie van de Kenniskring wat af, en werkt de kenniskring op een andere manier waarbij het kijken bij en leren van elkaar centraal blijft staan.”

Liesbeth: “Het ligt nu meer bij de scholen zelf. Maar de uitwisseling is en blijft enorm waardevol.”

Nieuwe uitdagingen

Tegelijkertijd verschuift de blik ook naar nieuwe uitdagingen. “Digitale vaardigheden, AI, ICT,” somt Matthijs op. “Maar ook de nieuwkomersproblematiek vraagt om samenwerking. Dat is het mooie van onderwijs: je beweegt altijd mee.”

Waar hopen ze volgend jaar te staan? Liesbeth: “Dat scholen vanuit hun eigen schoolcultuur blijven nadenken: wat hebben wij nodig?” Matthijs sluit af: “We hebben laten zien dat openheid loont. Dat er veel goed gaat. En dat we elkaar sterker maken. Als scholen dat vasthouden, dan is deze Kenniskring geslaagd.”

Volgende pagina