Tweegesprek

Waarom meten we zoveel?

Natuurlijk, het is belangrijk om de prestaties van je school en leerlingen in beeld te hebben. Maar waarom lijkt ‘meten is weten’ haast een heilige graal in het onderwijs? Kan het niet anders? Hierover gaan Gerda Harleman-Talsma, docent Nederlands op het Hermann Wesselink College (HWC) en Youssef Zerri, docent natuurkunde op het Hervormd Lyceum West (HLW) met elkaar in gesprek.

Wat moet er, als het om beoordelen gaat, volgens jullie anders in het onderwijs?

Gerda: “Er ligt in het onderwijs heel veel nadruk op de ‘prestatielijstjes’ van de Onderwijsinspectie, gevoed door de overheid en media. Ik merk dat veel collega’s daardoor een enorme druk ervaren. ‘Doe ik het wel goed genoeg?’ vragen zij zich vaak af.” Youssef: “Ik ervaar die druk niet zo sterk, maar ik zit ook nog maar net in het onderwijs. Ik herken het wel, het belang van een goede beoordeling van de Onderwijsinspectie. We hebben nu een nieuw directieteam en dat bekijkt ook, samen met het team, de rapporten om te zien wat wel en niet goed gaat.” Gerda: “Het is sterk afhankelijk van een schoolleiding hoe die met dit soort beoordelingen omgaat. De ene schoolleiding vindt het belangrijker eraan te voldoen dan de andere. Op het HWC evalueren we jaarlijks in groepjes wat opvalt en hoe we ervoor staan. Dat is ook wel goed hoor. Waar ik me geloof ik het meest tegen verzet is de gedachte dat alles meetbaar is. Dat als we meer ons best doen, de resultaten ook omhoog gaan. Dat is volgens mij een illusie.” Youssef: “Dat begrijp ik. Je moet weten wat je meet. Vaak wordt alles zo zwart-wit beoordeeld, maar er moet altijd een grijs gebied blijven. En dat gebied is niet altijd meetbaar door de Inspectie.” Gerda: “Mee eens.” Youssef: “Uiteindelijk gaat het om de weg ernaartoe. Je wilt elke individuele leerling iets leren en motiveren alles uit zijn of haar talent te halen. Tegelijkertijd: daar zit ook een grens aan. Zo zie ik examen doen op verschillende niveaus niet als ideaal, soms moet je ook gewoon zeggen ‘ook al scoort hij bij een bepaald vak hoger, dit is gewoon het niveau van een leerling.’” Gerda: “Het gedifferentieerd examen doen, vind ik als idee heel mooi. Maar ik denk ook wel: hoe dan? Hoe gaan we dat organisatorisch doen?”

Youssef: ‘Bij beoordelen is niet alles zwart-wit, er is ook een grijs gebied.’

Zou je in de schoolbeoordeling ook naar de ontwikkeling van leerlingen moeten kijken, en niet alleen naar de cijfers?

Gerda: “Ja, want zo’n klassengemiddelde zegt zo weinig. Voor de ene leerling is een 6,4 een prachtig cijfer: hij heeft altijd onvoldoendes gehaald en nu keihard gewerkt. Voor een slimme leerling die er nauwelijks iets voor heeft gedaan, is het niet zo best.” Youssef: “Het ene vak leent zich daar wel beter voor dan het andere. Zoals bij lichamelijke opvoeding is het proces goed meetbaar. Maar misschien moeten we kijken of het bij andere vakken niet ook kan.” Gerda: “Er is in het onderwijs veel behoefte om grip te hebben op zaken, we leggen alles vast. Daarin moeten we niet doorslaan. Natuurlijk moeten we inzicht hebben in de prestaties van leerlingen. En zij in die van henzelf. Daarom maak ik altijd nakijktabellen waarin duidelijk wordt hoe ze gescoord hebben. Maar ik denk dat het vooral belangrijk is om als docent ‘mee te leven’ naar een toets toe, inzicht te geven in wat goed gaat en wat niet. Dan bouwen we echt samen aan het leerproces.” Youssef: “Een toets probeer ik zo objectief mogelijk na te kijken. Leg ik zelfs mijn hand op de naam van een leerling. Net als jij Gerda, probeer ik met mijn feedback de leerling verder te brengen. Bij een praktische opdracht heb je wat meer ruimte om ook de ontwikkeling van leerlingen mee te nemen. Maar bij een gewone toets van een 5,5 een 6 maken om bijvoorbeeld het zelfvertrouwen van een leerling te vergroten, nee.” Gerda: “Dat zou ik ook niet kunnen. Bij mondelingen neem ik wel de voorbereiding en inzet mee, maar een toets moet je zo eerlijk mogelijk nakijken.”

En wat vinden jullie van de hoeveelheid toetsen?

Youssef: “Veel te veel. Het is echt absurd.” Gerda: “Ik ben bang dat je gelijk hebt, Youssef. We hebben bij ons op school wel eens de hoeveelheid toetsen geteld en ons afgevraagd of het ook met minder, of anders kan. Maar leerlingen vragen zelf ook continu of het voor een toets is. Dat zit echt ingebakken.” Youssef: “Een veelgehoord argument van docenten is dat leerlingen anders niet leren.” Gerda: “Ja, dat hoor ik ook vaak. Bij Nederlands zijn we, zeker in de onderbouw, gewend om acht toetsen per jaar te geven. Maar in de bovenbouw zijn ook vakken die maar vier keer per jaar toetsen. Dat geeft aan dat dat óók mogelijk is. Breder kijken dan je eigen vak en je laten inspireren, blijft belangrijk. Het heeft ook met durven loslaten te maken. Je hoeft niet altijd 25 zinnen op te geven om ontleden te toetsen, dat kan ook met 8 zinnen.”

Youssef: “Je moet op zoek naar andere manieren om te controleren of een leerling de stof heeft begrepen. Je kunt zeggen: leerlingen moeten twintig woorden per week leren, je kunt ook zeggen: ik wil leerlingen de discipline aanleren om zelf woordjes te leren.” Gerda: “Je kunt ook elke les via een spelvorm wat woorden of kennisvragen behandelen. Uiteindelijk levert minder toetsen ook voor de docent meer lestijd op, minder nakijkwerk en dus minder druk.” Youssef: “En leerlingen leren er zelf door plannen.” Gerda: (lacht) “Dat hoop ik altijd!”

Gerda: ‘Ik wil onderzoeken hoe we onderwijs kunnen geven vanuit creëren en scheppen.’

Gerda, jij schreef naar de redactie: ‘wat zou het geweldig zijn om andere waarden als uitgangspunt te nemen dan het cijfersysteem. Weg met productie, op naar inspiratie en ontwikkeling.’ Wat bedoel je daar precies mee?

Gerda: “Ik wil onderzoeken hoe we onderwijs kunnen geven vanuit creëren en scheppen. En in hoeverre dat samenhangt met de waarden van kunst. Kunnen we leerlingen creatief leren denken, hun horizon verbreden, ze leren zich op een andere manier uit te drukken? Dat ligt natuurlijk voor de hand bij de talen en creatieve vakken, maar ik denk dat je het in je hele onderwijs kunt implementeren.” Youssef: “Die ruimte is er zeker. Bij wiskunde kun je denken aan architectuur, maar bij 6 vwo-natuurkundeleerlingen kom ik ook weg met heel abstracte begrippen. Er zitten hele filosofische elementen in de kwantummechanica. Einstein was daar juist tegen en zei ‘God dobbelt niet’, ofwel alles is deterministisch vastgelegd. Dat levert mooie gesprekken op.” Gerda: “Met die kunstblik kun je laten zien dat iets meerdere kanten heeft, hoe breed alles wel niet is. Het zou toch geweldig zijn als we dat onze leerlingen kunnen meegeven en ze met die gedachte de maatschappij in laten gaan?”